Middelburg Dronk

Barcodes

Rob en Ed PZC 06122013.jpg

Barcodes: Columns van Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen in de PZC

Tussen 6 december 2013 en 20 mei 2015 verscheen in de PZC wekelijks de rubriek Barcodes, waarin Rob van Hese en Edwin Mijnsbergen verhalen over de geschiedenis en de actualiteit van de horeca op Walcheren, op basis van de websites Middelburgdronk.nl, Veeredronk.nl en Vlissingendronk.nl. Een week na publicatie in de krant werden de bijdragen ook hier verzameld. Oudere Barcodes zijn terug te vinden op de archiefpagina. Vanaf eind juni 2015 zullen de columns verschijnen in De Middelburgse & Veerse Bode, onder de naam Kroegpraat.

Mei 2015

Veldonderzoek naar Veldzicht (Rob 20 mei 2015)

Soms gaat er om een onverklaarbare reden iets aan je voorbij en verdwijnt een snipper informatie in de prullenbak van het geheugen. Zo ontsnapte het feit dat Rob Akkerdaas zo’n twee jaar geleden zijn bar American Trash opende volledig aan m’n aandacht. Natuurlijk is deze fout rechtgezet en prijkt American Trash sinds kort op www.veeredronk.nl, maar het adres, Singel 12, riep vraagtekens bij me op, vraagtekens die vroegen om nader veldonderzoek; vorige week maandag fietste ik derhalve naar Domburg. Eenmaal ter plaatse veranderde het vraagteken in een uitroepteken, want American Trash bleek een opvolger te zijn van café Veldzicht dat vroeger zijn ingang aan de Stationsstraat had; een ingang die nu aan de Singel zit. Ik kan me Veldzicht nog goed herinneren uit mijn vlegeljaren, maar de herinneringen van Jaap Labrujere – beschreven in zijn prachtige “De Domburgse caféhouders in de twintigste eeuw 1930 - 1970.” – zijn toch van een ander, hoger kaliber. Jaap heeft namelijk een tijdje bij zijn oba en opoe Leunis Maas en Janna Schoonenboom, die 31 jaar in Veldzicht zaten, gewoond en weet nog als de dag van gisteren dat boven een café wonen nachtrust kost. Afijn, hij kan het beter vertellen dan bovengetekende dus daarom volgend citaat: “Soms als ik op bed lag en weer eens wakker was geworden omdat de klanten ouwerwesse aan het zingen waren, heb ik dat zingen vaak verwenst. Mijn slaapkamer was namelijk recht boven den toog, tegen de muur van de buren (familie Verhage / ‘t Vroagje). Nu vind ik het prachtig als ik deze liederen hoor. En vreemd genoeg gaan mijn gedachten dan naar die tijd terug. Ik hoor dan nog die typische stemmen van de lange Chris (bulderen) Jan de Meijer (hoog) , Pieter Klopmeijer (sparren) , mijn oba Leus (zwaar / bas) enz….enz….enz……”

De ouders van Jaap, Jan en Koos Labrujere-Maas, kwamen in 1960 in strandpaviljoen Het Westerstrand dat ‘’in elkaar werd getimmerd” door oba Leus Maas die tijd genoeg had, want hij had twee jaar daarvoor Veldzicht over gedaan aan zoon Kees. De horeca werd Jaap dus met de papfles ingegeven en later werd de pap vervangen door bier, want de houdbaarheidsdatum van pap verstrijkt nu eenmaal na verloop van tijd.

De maandagmorgen is een stiefkind, ergo waren zowel American Trash als het ertegenover staande Tramzicht gesloten en diende ik mijn dorst elders te hoeden. Ik besloot het nuttige aan het aangename te paren en er nog een schepje veldonderzoek bovenop te doen. Dronkmakker Edwin Mijnsbergen wijdde recentelijk een Barcodes aan het fenomeen van het Chinees-Indische restaurant en ik besloot de proef op de som te nemen bij China Garden in de Weststraat die helaas pas om 16.30 uur open ging. Uiteindelijk belandde ik op het terras van De Visbar aan de Ooststraat voor de morgenkoffie. Het eerste biertje wenkte aanlokkelijk, maar mijn Blookertijd ligt toch wat later op de dag. Vroeg offeren aan Bacchus leidt niet onvaak tot het kwijt raken van het noorden, dus koffie, want te veel ogen gericht op Kwatta.

Zuipketen kun je maar beter niet verbieden (Edwin 15 mei 2015)

Zuipketen zijn weer volop in het nieuws. Hoeveel er precies van zijn in Nederland weet niemand, maar het moeten er honderden of misschien wel duizenden zijn. Gemeenten weten vaak af van het bestaan van de keten (die ook wel drankhokken worden genoemd) maar kiezen in veel gevallen voor gedogen. De staatssecretaris van Volksgezondheid wil dat daar verandering in komt. Hij schreef vorige week aan de Tweede Kamer dat gemeenten krachtig zouden moeten optreden tegen deze illegale bars, omdat het alcoholgebruik onder jongeren er zorgelijk kan zijn. Veel gemeenten zeggen op hun beurt geen beleid op de keten te voeren zolang die geen overlast veroorzaken. Dat er ook in Zeeland zuipketen zijn te vinden is algemeen bekend. De PZC schreef in mei vorig jaar al dat horecaondernemers in onze provincie er soms last van hebben, met name in landelijke gebieden zoals Reimerswaal, Tholen en West-Zeeuws-Vlaanderen. Mensen vragen ons regelmatig of dit ook geldt voor Walcheren. Ons antwoord daarop is altijd hetzelfde: “reken maar!” Dat leidt bijna altijd tot vervolgvragen. “Maar waar dan? Hoeveel dan? Hoe groot zijn die dan?”. Als we daar een antwoord op proberen te geven betreden we echter een grijs gebied. We weten het namelijk niet precies, of beter gezegd: we weten het niet zeker. Maar dát ze er zijn staat vast. Er zijn er minstens drie die er toe doen.

Dat we niet precies weten hoe de vork in de steel zit heeft alles te maken met respect voor privacy. Toen de nieuwe Drank- en Horecawet eenmaal was ingevoerd hoorden we in de kroeg al snel verhalen over plekken waar jongeren onder de 18 zich sindsdien vol lieten lopen. Daar wilden we graag meer van weten, dus we gingen op onderzoek uit. Een vaste bezoeker van zo’n keet vertelde vol trots over de eigen bar en over de hoeveel drank die er daar ieder weekend doorheen gaat. Toen we informeerden wie er, behalve de jongeren zelf, allemaal van het bestaan van de keet op de hoogte waren, antwoordde hij tot onze verbazing dat bijna alle ouders ervan wisten en nog gekker: dat de burgemeester zelfs een keer op bezoek was geweest. Die had tijdens dat bezoek gezegd dat de keet mocht blijven bestaan, maar dat de bar zou worden gesloten zodra er ook maar één klacht over overlast zou binnenkomen bij de gemeente. Daar konden de jongeren wel mee leven. Aanvankelijk was het de bedoeling dat wij ook een keer op bezoek zouden gaan, om wat foto’s te nemen van het interieur van de keet, maar uiteindelijk zagen de initiatiefnemers daar toch liever vanaf. Het is nu eenmaal beter om geen slapende honden wakker te maken. Dat vonden we jammer, maar we respecteerden het wel. Omdat we het zo goed begrijpen. Wij geloven niet dat je drankgebruik uitbant door het te verbieden. Dan gaan jongeren gewoon nog wat dieper ondergronds. In die zin vinden wij de keuze van zo’n burgemeester ook verstandig. Die keuze zegt meer over doorgeslagen (nationale) wet- en regelgeving dan over onbehoorlijk lokaal beleid. Duik op Middelburgdronk.nl maar eens in de geschiedenis van droogleggingen tussen 1800 en 1940 en je begrijpt wat we bedoelen. Het werkt averechts, heus.

Konkelfoezen in Kaffee ‘t Hof (Rob 08 mei 2015)

Brood Hof 1981.png

Aangezien het erf van je buurman soms maar één keer te koop is, hapte Hayo Duinkerken meteen toe toen het pand naast zijn Kaffee ’t Hof aan de Vlasmarkt zo’n 5 jaar geleden op de markt kwam. Een pand met een horecageschiedenis die begon toen Aad Bosman er in 1973 Bar-Disko Tognog opende – Aad was dat jaar ook eigenaar van het Hof van Zeeland, een bruine kroeg die zijn bruinheid, en een deel van zijn naam, weer terug kreeg toen Hayo en Bo in 1999 met ’t Hof startten. Het Hof van Zeeland was een legendarische kroeg die tot in de randstad bekend was, zoals Kaffee ’t Hof dat op zijn beurt ook is, niet in de laatste plaats door de bands die er regelmatig optreden. In het Hof van Zeeland werd behoorlijk op de pof gedronken en Aad stelde sommige klanten op speciale wijze te boek. Je had VLBP, een acroniem voor Vreselijk Lelijke Bril (met) Pijp, maar de meest intrigerende biesmak was toch wel “De laatste trein”. De desbetreffende poffer werd na stevige inname altijd een beetje melancholisch en zei dan vaak dat hij de laatste trein gemist had. Als hij tegen zijn theewater aan zat, konkelfoesde een intimus dan gemelijk dat het slim was om een taxi te bestellen zodat de laatste trein haalbaar was, maar die overdrachtelijke zin schoot tekort.

Aan de andere kant van het Hof van Zeeland zat in die tijd ’t Eethuisje van Trudie en je kon aan de bar van het Hof eten bestellen dat vervolgens via een doorgeefluikje de plaats van bestemming bereikte. Het verhaal gaat dat er op enig moment iemand een frites speciaal bestelde, maar dat die bestelling om wat voor reden dan ook niet doorkwam. Afijn, toen Joel in 1978 het pand verbouwde tot de eerste shoarmazaak van Middelburg, Har Massada, werd het doorgeefluikje weggewerkt nadat het stoffelijk overschot van een frites speciaal met fluwelen handschoenen was aangepakt.

Op koninginnedag 1978 openen Patrick en Marianne Castelijns restaurant La Casteliëre in het ter aarde bestelde Tognog. La Casteliëre maakte furore in de Nederlandse restaurantwereld, want Patrick kookte volgens de nouvelle cuisine en dat was nieuw in kikkerbillenland. Bovengetekende smaakte het genoegen er, met vriend Kees, als één van de eersten te eten en het was als het spreekwoordelijke engeltje. Toen Patrick en Marianne, inmiddels goede vrienden, hun zaak in 1985 naar Hoogerheide verhuisden, verhuisde ik mee en samen met Fransoos Patrick vertaalden we daar zijn culinaire herinneringen “De smaak van het geheugen en het geheugen van de smaak” uit de landstaal. Hayo heeft in de loop der jaren ook een goede naam opgebouwd met zijn bonne cuisine en wat dat betreft is de tijd van konkelfoezen in Kaffee ’t Hof geschiedenis geworden. De hangouderen hangen niet langer aan de bar en de laatste trein is al lang geleden vertrokken. Het doorgeefluikje in ere herstellen is ook geen optie, want men laaft zich toch het beste het dichtst bij de bron – waarvan akte.

Naar de Chinees? (Edwin 01 mei 2015)

Cafe de Vriendschap Middelburg 1965.jpg

Een maand geleden las ik op de website van een makelaar dat de twee panden van Chinees-Indisch restaurant Nan King op de Varkensmarkt in Middelburg al enige tijd te koop staan. Dat moest ik even goed tot me door laten dringen. Dat zaken worden verkocht is natuurlijk niets bijzonders maar als Nan King verdwijnt betekent dat het einde van 56 jaar horecageschiedenis. Voor zover ik weet is deze zaak de oudste nog bestaande Chinees van de stad. De zaak werd in 1959 geopend door de familie Fu, als opvolger van restaurant Shanghai, dat drie jaar eerder op die plek werd gestart door ene S.J. Wu uit Den Haag. Je kunt wel stellen dat Nan King een pioniersrol op dit gebied vervulde. Andere gekende Chinese restaurants in Middelburg volgden namelijk pas een paar jaar later. Hong Kong (op de bovenverdieping van De Vriendschap op de Markt) begon in 1965, Kota Radja aan de Vlasmarkt in 1967, Au Paradis Chinois op de Pottenmarkt in 1972 en Tah-Xin, ten slotte, startte pas in 1982, in het pand van het voormalige Nederlands Koffiehuis op de Markt.

Kort na het bezoek aan de makelaarswebsite stuurde iemand ons een foto van een papiertje op de deur van Indonesisch restaurant Surabaya in de Stationsstraat. Op dat papiertje lieten Ernst en Netty van Toll weten dat zij, na de zaak dertig jaar geëxploiteerd te hebben, met pensioen gaan. Dat is hen uiteraard van harte gegund, maar opeens begon ik me af te vragen hoeveel traditionele Aziatische restaurants er nog zijn op Walcheren. Met traditioneel doel ik op zaken die behalve van klanten die maaltijden komen afhalen ook nog kunnen bestaan van mensen die ter plekke komen eten en niet op de zaken die het van modernere concepten moeten hebben, zoals van diverse wokvarianten volgens het ‘all you can eat-concept’. Die vraag kwam bij me op omdat ik nog maar zelden mensen hoor zeggen dat ze een avondje uit eten zijn geweest bij de Chinees. De laatste keer dat ik zelf aan tafel zat bij het type zaak dat ik voor ogen heb moet een jaar of vijf geleden zijn geweest, toen we met de hele familie naar New China Garden in de Badhuisstraat in Vlissingen gingen. We smulden er van gerechten die warm werden gehouden op van die rechthoekige waxinelichthouders. Na het eten was ik bijna geneigd om aan de ober te vragen waarom ik deze keer geen papieren minilantaarn in een doosje kreeg. Dat idee.

Toen we hier op het terras over kletsten werd ik er fijntjes op gewezen dat er nog genoeg van zulke zaken bestaan, onder meer in Domburg en Souburg. Die zaken schijnen nog steeds genoeg mensen te trekken die ook ter plekke komen eten. Dat zijn niet alleen toeristen. Ik ga daar de komende tijd eens wat beter op letten. Ik geloof het weliswaar meteen, maar toch is er iets dat me zegt dat ‘de oude Chinees’ aan het verdwijnen is, door concurrentie van nieuwe concepten, bezorgdiensten en keukens uit andere landen. Zo veel als er ooit waren zijn er in ieder geval niet meer.

April 2015

Onontkoombare ode aan ’t Koffiehuis (Rob 24 april 2015)

Koffiehuis Westkapelle 1938.JPG

“Het Koffiehuis ademt zwaar en moedeloos. Daar staat het nu, in de schaduw van het gemeentehuis, verscholen, verveloos en verlaten, geen waard en geen gasten. Een Palmbier- reclame veinst gastvrijheid. Maar maanden geleden sloot het horecabedrijf in het dorpshart zijn deuren. Onvoorstelbaar eigenlijk” Zo begint Jan Kaland’s prachtige “Klaaglied om ’t Koffiehuis” en daar werd ik wel even stil van. Vrijwel tegelijkertijd besloot ik dat een ode aan ’t Koffiehuis voor mij onontkoombaar was – het is toch onbestaanbaar dat een zaak met zo’n rijke geschiedenis niet langer bestaat. De geschiedenis begint als Bart Dikstaal in 1801 een voormalig koetshuis aan de Markt koopt en er een koffiehuis in opent. Dikstaal had, als voormalig eigenaar van het Kasteel van Batavia, ervaring in gastheerschap dus het feest kon beginnen – het feest dat door de eeuwen heen in Westkapelle vooral tijdens de kermis gevierd wordt.

We pakken de draad weer op op 1 december 1927 als Willeboord Westerbeke (Boordje de Kroeper) en Pieternella Brasser (Piete Semijn) hun intrede in de zaak doen. Willem “de Redder” Gabriëlse schrijft in zijn ’T oude Westkappelse leefpatroon dat de opslagplaats van ’t Koffiehuis tijdens de kermis dienst deed als bierkot voor de ringrijders die men steeds vaker “Wij slapen vannacht in ’t bierkot, in ’t bierkot bij de geit” kon horen zingen naarmate er meer van de sukerkom werd gesnoept. Boordje de Kroeper moest in 1944 de oorlogsschade die ’t Koffiehuis had opgelopen repareren, wat hij ook, zij het provisorisch, deed en ging nadat de dijk dicht was weer open. Maar dat was buiten de waard gerekend, omdat het pand geslecht werd voor de aanleg van het marktplein en, zo bleek later, het nieuwe stadhuis. In 1948 heropende hij echter een splinternieuw Koffiehuis aan de Markt, maar Boordje liet de zaak over aan zoon Jôôs en schoondochter Kee Verhulst – zelf richtte hij zich op zijn garage, benzine-, auto-, fietsen- en taxibedrijf. Een hele mond vol, maar vooruit met de geit – de vooruitziende blik van Boordje zag dat het goed was.

Na Jôôs en Kee kwamen achtereenvolgens Joost en Wanne Cijsouw, Piet en Suzie Huibregtse en Sjaak en Joke Mekes in de zaak. ’t Koffiehuis was nog steeds eigendom van de familie Westebeke in de persoon van Jôôs’ dochter Adriana en echtgenoot Rob van Hoepen die echter in ’t Raedthuijs zaten en daar de handen vol aan hadden. Hun zoon Rudi zat nog even in ’t Koffiehuis, maar dat was slechts van korte duur. Jan Kaland schrijft in zijn klaaglied dat er daarna “een reeks goedwillende maar gemankeerde horecaffers volgde”, maar dat het achterstallig onderhoud groeide tot de zaak in 2013 de deuren sloot. Jan schrijft in zijn laatste regels: “Nu staat een grijze Westkappelaar, met trek in een biertje en de charme van een schone waardin, op de hardstenen stoep van het Koffiehuis en leest op raambiljetten dat je het kunt huren als je een 06-nummer belt.” Ik hoop dat er snel iemand belt en het klaaglied van een happy end voorziet.

Die leerzame eerste keer (Edwin17 april 2015)

Publiek Discotheek beneden.jpg

Ah, Clairvaux-les-Lacs. Wat bewaar ik toch veel goede herinneringen aan dat niet eens zo heel bijzondere plaatsje in de Franse Jura. Ik ging er in mijn jeugd vier keer op vakantie maar de zomer die me voor altijd bij zal blijven is die van 1985. De verklaring daarvoor is simpel: het was de zomer van mijn eerste keer, of beter nog: van verschillende eerste keren. Het begon ermee dat ik een dag na aankomst vriendjes werd met een andere Zeeuwse knaap, die ook met zijn ouders op de camping stond. Laat ik hem Sjors noemen. Hij kwam uit Heinkenszand en hij was even oud als ik maar er was een belangrijk verschil: hij was stouter dan ik, veel stouter. Dat merkte ik de eerste avond in het plaatselijke jeugdhol al. Daar kon je niet alleen videogames en tafelvoetbal spelen, je kon er ook alcohol drinken. Sjors vroeg of ik ook een biertje wilde. Ik weigerde beleefd. Hij liet zich daar echter niet door van de wijs brengen en kwam aanzetten met een zogenoemde Monaco; een biertje, aangelengd met grenadine. Ik vond het lekker. Het bleef die vakantie dus niet bij die ene.

Die vakantie werd ik ook voor de eerste keer in mijn leven gearresteerd. Tijdens een wandeling in het dorp vond Sjors het grappig om van een leegstaand gebouw in verval de laatste intacte lamp stuk te gooien met een steen. Even later dook er een blauwe Renault 4 op met daarin twee gendarmes, die ons met getrokken pistool arresteerden. We wisten niet wat ons overkwam. Uiteindelijk werden we in een arrestantenbus naar de camping vervoerd, waar onze ouders werden ingelicht. We kregen een taakstraf. We moesten de bouwval helemaal schoonmaken en een nieuwe lamp ophangen. Omdat het aanbod schaars was werd het uiteindelijk een soort kroonluchter van een paar tientjes. Een dure les, vonden we.

Maar het hoogtepunt moest nog komen. Sjors en ik hadden ook allebei een vakantieliefde. Op een van de laatste avonden belandden we ergens in een weiland en wat begon als geintje werd werkelijkheid: we werden allebei ontmaagd. Heel indrukwekkend was dat overigens niet. Met de sokken nog aan een heupbeweging of drie. Dat werk. Maar het kon ons weinig schelen op dat moment. Binken waren we! Daar dronken we maar wat graag een extra Monacootje op.

Na die vakantie zag of hoorde ik Sjors nooit meer. Tot vijf jaar geleden. Opeens hoorde ik een stem in een café in Middelburg, die me aan hem deed denken. En verdomd: hij was het. Herinneringen ophalen natuurlijk. Lachen! Totdat ik hem vroeg hoe het hem verder was vergaan. “Niet al te best”, zei hij. “Ik heb een paar jaar vastgezeten.” Hij zei het in onvervalst Zeeuws, maar ik begreep het maar al te goed. “Bin mee een musse over m’n kop bie ’n echtpaar naer binnen gestuukt”. Ik besefte: de een ziet een eerste keer als waarschuwing, de ander als een uitdaging. Ik vond het sneu voor hem, maar was toch ook blij dat ik mijn lesje wél had geleerd. Het lesje van die gendarmes dan toch.

Beatniks en pierewaaiers in Poelendaele (Rob 10 april 2015)

Buitenbad 1982.jpg

Sinds een danig aantal jaren ontzwem ik, dat wil zeggen dat het zwembad voor mij onbekend terrein is. Ik heb nog nooit een voet, laat staan een lichaam, toevertrouwd aan zwembad Vrijburg en zal dat wellicht ook nooit doen – geen zwembadpas naar de Sportweg derhalve. Nee, mijn laatste baantjes werden getrokken in zwembad Poelendaele dat in 2001 het veld moest ruimen voor het kantoor van Rijkswaterstaat. Veel Middelburgers hebben dat als een bommetje ervaren, een bommetje dat spetters van verraad deed opspatten. Veel Middelburgers hebben nog steeds een zwak voor Poelendaele, want telkens als de Facebookpagina van www.middelburgdronk.nl er aandacht aan besteedt, genereert dit een record aantal reacties.

Ik zette eind jaren ‘50 mijn eerste stappen in het open bad zonder naam waarvan de ingang aan het jaagpad lag. Als broekje mocht je van mevrouw Corstanje niet in een badhokje, maar moest je in het zogenaamde jongenshok omkleden. Eenmaal in zwembroek ging je, na een verplichte douche, meteen op de thermometer kijken hoeveel graden het water was. Die thermometer hing bij het kantoortje van badmeester Bosdijk en daarnaast was een kleine toko waar zijn echtgenote in koek en zopie deed. Zo’n 20 jaar later ging ik als werkstudent werken in het in 1970 geopende Poelendaele – eerst in de garderobe, later in de kassa. De uitbaters van de kantine, Betty en Merijn Heestermans, waren oude bekenden uit hotel ’t Raedthuys aan de Lange Noordstraat waar ik weleens het lege goed sorteerde. Merijn gaf me af en toe een boek, maar sinds ik On the Road van Jack Kerouac kreeg, was ik meteen beatnik en dat ben ik in m’n hart nog steeds.

Poelendaele was op de donderdag tot 21.00 uur open en dan was het gezellig aan de bar, wel zo gezellig dat toen ik mijn eerste weekloon kreeg, bleek dat ik meer verdronken had dan verdiend. Afijn, Merijn maalde er niet om, het boek was geduldig, en als de nood aan de man kwam, leende hij me een geeltje voor de mazzel en Seventy Seven. De donderdagvond was de avond van pierewaaiers die zich enthousiast indronken voor wat de late uurtje nog in petto hadden. Op de zondagmorgen was de bar bezet met vakgenoten die, met de borstcrawl achter de rug, wel aan een hartversterking toe waren. Oberkelner Rinus Caljé en chef-kok Coen Murk van het Nederlands Koffiehuis aan de Markt schoven steevast aan, evenals Sjaak Lammers van cafetaria Lammers in de Banckertstraat.

Poelendaele had rare kostgangers zoals Wim Meeuse, de balleider die al aan de orde kwam in de Barcodes over het Schuttershof. Meeuse trok vrijwel dagelijks zijn baantjes en voordat hij zich te water begaf, voltrok zich een ritueel aan de bar. Hij deed zijn kostbaarheden in een juten zakje en droeg die met de woorden: “Zou u mijn zak met juwelen willen bewaren?” over aan degene achter de bar. Iemand, naar ik vermoed Betty Heestermans, sprak toen eens de onsterfelijke woorden: “Vanzelfsprekend meneer Meeuse, uw zak is bij ons in goede handen.”

Ondernemen met plezier (Edwin 3 april 2015)

Markt Middelburg jaren 20.PNG

Dinsdag werd in Vlissingen een discussieavond over het lokale horecabeleid georganiseerd. Uit het verslag in deze krant maakte ik op dat er parallellen zijn te trekken met het gemopper over het nieuwe Middelburgse terrassbeleid, waar ik twee weken geleden over schreef. Het komt er voor mijn gevoel op neer dat iedereen is doordrongen van het feit dat er meer flexibiliteit in de regelgeving nodig is, maar dat men het tegelijkertijd erg belangrijk vindt dat nieuwe regels of tarieven gelden voor iedereen. Het schuurt tussen politiek en ondernemers als die laatsten het gevoel hebben dat nieuwkomers of andere partijen voordelen genieten waar zij zelf naar konden fluiten in het verleden. Daar kun je van alles van vinden, maar het is wel begrijpelijk. Als het gaat om je brood is het moeilijk te verkroppen als dat met hulp van de overheid uit je mond wordt gestoten. Gelijke kansen voor iedereen, dat zou het uitgangspunt van overheden moeten zijn.

Minstens even belangrijk is dat diezelfde overheden een klimaat creëren waarin iedereen met plezier kan ondernemen. Ik heb de indruk dat klanten het gewoon voelen, als een goed ondernemersplan op een relaxte manier kan worden uitgevoerd. Dat gevoel kregen mensen de afgelopen jaren bijvoorbeeld in de Timmerfabriek, toen daar het team van Gastrovan neerstreek. De meeste gasten ervoeren dat als een smakelijk en geslaagd experiment, zonder enige vorm van ondernemingsstress. Dat zorgde ervoor dat zij er enthousiast over spraken met vrienden en familie, die vervolgens ook nieuwsgierig een tafel reserveerden. Een succesverhaal kortom. Die vrijheid menen we ook te herkennen in andere recente projecten op Walcheren, zoals het nieuwe hotel The Roosevelt of het Abdijbierfestival in Middelburg. We weten uiteraard niet precies hoeveel moeite de ondernemers die daarachter zitten zich hebben moeten getroosten om hun plannen uit te kunnen voeren maar het voelt alsof het vlot ging, met alle medewerking van betrokken instanties en overheden. Dan is dat plezierige ondernemingsklimaat er ook meteen, en is iedereen enthousiast. Precies het duwtje in de rug dat je nodig hebt, als je ergens aan begint.

Dat duwtje gun ik een bevriende ondernemer uit Vrouwenpolder ook. Al in 2001 ontvouwde hij de eerste plannen voor de bouw van een hotel bij de Veerse Dam, als reactie op een oproep van de provincie Zeeland om in het kader van revitalisering met ideeën te komen voor de ontwikkeling van het Veerse Meer. In de veertien (!) daaropvolgende jaren sprak en onderhandelde hij met alle partijen die je je maar voor kunt stellen. Keer op keer anticipeerde hij op de wensen van al die partijen en paste hij de plannen aan. Natuurlijk lag hij daar wel eens wakker van. Hij vergeleek zichzelf ooit zelfs gekscherend met het beroemde romanfiguur dat vocht tegen windmolens. Maar hij hield wel vast aan zijn droom, met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen. Nu de realisatie van het project dan eindelijk écht in beeld komt is hij de eerste die aangeeft waar hij zich nog wel het meest op verheugt: weer kunnen ondernemen met plezier.

Het is hem van harte gegund.

Maart 2015

Duimen draaien in Dorpszicht (Rob 27 maart 2015)

Dansje Dorpszicht ca. 1960.jpg

Het gaat er binnenkort, storm en weder dienende, echt een keer van komen, van die pelgrimage met ouwe handbalmaat Fred naar Koudekerke. Aangezien zowel Fred als bovengetekende over auto noch rijbewijs beschikken, laten we de pedalen voor zich spreken en wij onderweg ook. Ons reisdoel is eetcafé Dorpszicht van Richard en Tatiana van Nielen waar we wellicht een paar of meer koele blondes zullen heffen op wat was, is en nog komen gaat.

Ik kwam weleens in Dorpszicht in de tijd dat Danny en Magda van Wittene er in zaten, maar meer vroeger, eind jaren ’60 toen de heer Rijckborst het hotel-café annex slijterij uitbaatte. Zijn zoon Daan kende ik van de RHBS, maar mijn weg voerde vooral naar Koudekerke door de meisjes die ik kende van het CSW, je weet wel die school die Hem in al Zijn wegen kent en waar je tijdens feestjes in de fietsenkelder door oppassende leraren uit elkaar werd geplukt als je te dicht op het lijf danste. Dat gebeurde strijk en zet op de laatste plaat van de avond, A whiter shade of pale van Procal Harum. Nee, de vroede vaderen en moederen van het CSW had het niet zo op die langharige jongens die voor de school rondhingen. We huldigden allemaal het standpunt beter langharig dan kortzichtig, reden op een opgevoerde plof (brommer voor de kleinburger) en droegen bij voorkeur Peruviaanse legerlaarzen van het Waterlooplein, een spijkeruniform en bij heftige koude Afghaanse- of lange jassen van Loe Lap.

Door die Koudekerkse meisjes kwam ik ook vaak in het verenigingsgebouw op het Dorpsplein. Oudergewoonte begon het dansen daar met twee rijen tegenover elkaar staande jongens en meisjes, maar dat verwaterde naarmate de muziek verlangzaamde. De heer Rijckborst moest nogal eens uitrukken omdat de dorst tijdens klamme zomeravonden danig kon oplopen wanneer de jongens en meisjes zich, meezuchtend op Je taime…Moi non plus van Serge Gainsbourg, in het zweet werkten. Af en toe traden er ook bands op en zo was ik in 1971 getuige van een optreden van Cuby and the Blizzards met Herman Brood op piano. Met de kennis van nu, een avond om nooit te vergeten - net zoals die sporadische avonden die meer dan een handje en een kusje brachten en het pakje Durex (the best there is) een gat in je zak deed branden.

Begerig als we waren, waren we soms veel te vroeg in Koudekerke en brachten we de tijd tot het verenigingsgebouw opende duimen draaiend en moed indrinkend in Dorpszicht door. Fred en bovengetekende zullen zeker geen duimen draaien in Dorpszicht en wellicht hebben we al ingedronken in de bar aan Markt 77 in Middelburg, waar zowel Fred als ik achter de toog hebben gestaan in de warme dagen van weleer toen Ad van de Woestijne de scepter zwaaide. We hoeven ons geen moed in te drinken, want moed kwam met de jaren en jaren zijn we ruim van voorzien. Tot binnenkort dus Richard en Tatiana; we zullen onze dorst voorzichtig hoeden.

Middelburgs terrasgemopper (Edwin 20-03-2015)

Eendracht Vriendschap Koophandel eind jaren 30.PNG

Mopperen op de keuzes die politici maken doen we waarschijnlijk allemaal wel eens, maar als die keuzes directe invloed hebben op ons welzijn of onze portemonnee verandert dat gemopper niet zelden in gescheld of ongenuanceerde uitlatingen. Ik maak me mezelf daar ook wel eens schuldig aan, eerlijk is eerlijk. Toch slaag ik er ook steeds vaker in dingen wat neutraler te bekijken, van een afstandje. Dat lukt enerzijds omdat ik nu eenmaal geen ondernemer ben die vaak te maken krijgt met lokale regelgeving en belastingen, anderzijds omdat ik door Middelburg Dronk en het vergelijkbare project Wij zijn De Stad (dat zich meer richt op de detailhandel en nieuwtjes uit Middelburg Centrum) informatie krijg van een zeer diverse groep mensen. Nu eens hoor je wat van een café-eigenaar of zijn klanten, dan weer van een winkelier of een ambtenaar. Soms is dat best verwarrend, maar na verloop van tijd ga je ‘de waarheid’ dan toch ergens in het midden zoeken, en roep je minder snel dat iets goed of slecht is.

Een mooi voorbeeld daarvan is het nieuwe terrassenbeleid van de Gemeente Middelburg. Vorig jaar zomer kwam eetcafé De Herberg in het nieuws omdat het vernieuwde, kleurrijke terras van de zaak niet voldeed aan de eisen van de bij ondernemers vrij beruchte welstandscommissie. Ik volgde de ontwikkelingen op de voet maar hoewel mijn sympathie lag bij de exploitanten van het café gaf ik ze weinig kans. Het kan best zijn dat ik toen iets heb gezegd als “van een gemeente win je het toch nooit”. Ik bleek me echter te hebben vergist. Het terras van de Herberg werd gedoogd tot het eind van het terrassenseizoen en in de winter zou er nieuw beleid worden ontwikkeld, zo werd gezegd. Ook daar was ik vrij sceptisch over, maar uiteindelijk voegde de gemeente nog daad bij woord ook. Begin maart werd het nieuwe beleidsplan ‘Gezellige terrassen in een mooie monumentengemeente’ gepubliceerd, een plan met soepelere regels. Toen ik bij De Herberg informeerde wat zij ervan vonden gaven ze aan tevreden te zijn.

Maar het nieuwe beleid roept ook verzet op bij een aantal horecaondernemers, omdat het tevens voorziet in minder regels voor de detailhandel. Die krijgt nu, gedurende een proeftijd van een jaar, de mogelijkheid om uitstallingen voor de zaak te vervangen door een paar stoeltjes en tafels, zodat klanten er even een bakje koffie van de zaak kunnen nuttigen, of een gekocht broodje. Sommigen beschouwen dat als oneerlijke concurrentie. Dat is, gezien de kosten die moeten worden opgebracht voor het exploiteren van een horecaterras, begrijpelijk maar niet iedereen ziet in dat die miniterrassen niet commercieel uitgebaat mogen worden en evenmin een drankvergunning zullen krijgen. Het is bedoeld als impuls voor meer samenwerking en de uitstraling van Middelburg, niet als stimulans voor meer en oneigenlijke horeca. Zo’n plan is het uitproberen toch best waard? Als het niet werkt kan het immers altijd nog teruggedraaid worden. De gemeente heeft in ieder geval aangetoond dat wat sneller schakelen en anticiperen op ambtelijk niveau best mogelijk is. Moeten we het alleen daarom al niet gewoon eens –al dan niet mopperend- een kans geven?

Swingen en slijpen in het Schuttershof (Rob 13-03-2015)

Capriolen 1948.jpg

Op zondag 22 maart speelt Nils Wogram’s Nostalgia met Terneuzenaar Arno Krijger op Hammond-orgel in het Schuttershof – vrijwel meteen was er die associatie met Paula Koster die hetzelfde instrument met verve liet zingen. Haar man Piet zong vaak mee, want hij was, zoals ze dat in die tijd noemden, een crooner. In de jaren ’50-’60 was het Schuttershof the place to be als het swingen je in het bloed zat. Natuurlijk was Baby den Toonder wereldberoemd in Zeeland en hij swingde met zijn Babytonband stad en land af. Ko Kempe speelde ook een tijdje bij de Babytonband en hij was er bij toen ze Corry Brokken begeleidden in het Vlissingse café Cosy Corner. Maar Ko wilde weleens wat anders, dus richtte hij the Moonliners op, een strakke band die soms vergezeld was van cabaretgezelschap de Oprechte Amateur. Mijn vader drumde in the Moonliners, maar deed ook, samen met o.a. Piet en Mientje de Leeuw, Frits en Wil Wiggers en mijn moeder, mee in de sketches die werden opgevoerd.

Maar in die tijd was er meer, veel meer dat de planken van het Schuttershof en De Gouden Poorte onveilig maakte. Je had ‘t legendarische Overschotje met o.a. Dries van Baaren (alias Jan van ’t Zand), Annie Goedegebuure, Jo Julianus, Rinus Kievit en Toos Slagter. Wim de Graaf – schrijver van “Langs de lijn”, het clublied van Zeelandia Middelburg – was, samen met de gebroeders Jo en Wim den Hollander, de drijvende kracht achter de Zuidwesters die ook in de hele provincie furore maakten. Het was soms verwarrend, omdat sommigen in verschillende gezelschappen tegelijk aan cabaret deden. Tussen de bedrijven door goochelde Ko Kemeling als Ali Ben Lux met Miss Blindina oftewel Sara van Wittene het ene na het andere witte konijn uit de hoge hoed of anders deed Guus Marquinie alias Mystic Marco dat wel.

Ontwikkeling en Ontspanning was een verhaal apart, want de personeelsvereniging van de PZEM voerde bijna jaarlijks een revue in het Schuttershof op. Kees van Hoek schreef en regisseerde, bijgestaan door “Oude” Barend de Jonge die dan weer de oprichter was van de Scherpschutters .Het enige dat bij zulke avondjes uit altijd het zelfde was, was het zogenaamde bal na dat met harde hand werd geleid door Wim Meeuse die een dansschool in Middelburg had waar bovengetekende ooit de horlepiep leerde. Het bal na was een vrijwel oneindig proces van swingen en slijpen op de dansvloer – je stampte met je voet op de grond en er was een feest, schreef Remco Campert – maar niet te dicht op de huid want daar was Meeuse niet zo voor. De grote versierders moesten zich dus behelpen met een foxtrot of Engelse wals en kom dan maar eens nader tot u. Nu wordt er bij de optredens van Muziek Podium Zeeland in het Schuttershof weinig gedanst, maar wie weet swingt het Hammond-orgel van Arno Krijger wel als een tierelier. Ik zal er zondag in ieder geval bij zijn – misschien gaan m’n beentjes wel van de vloer.

Terug naar Tref (Edwin 06-03-2015)

Shop kassa.jpg

Op vrijdag 27 maart wordt in café ’t Hart van Middelburg een reünie georganiseerd door en voor oud-medewerkers van Trefcenter en Maxis. Het is deze maand respectievelijk 41 en 26 jaar geleden dat die Middelburgse supermarkten werden geopend in het pand aan Pottenbakkerssingel 2, waar nu Albert Heijn is gevestigd. Het idee voor de reünie ontstond in een besloten groep voor oud-medewerkers op Facebook, die begin februari werd aangemaakt door Anne Bosschaart.

Ik volg die groep met veel belangstelling. Ten eerste omdat ik zelf, als scholier, ooit ook voor het concern werkte, ten tweede omdat ik voor Middelburg Dronk al een paar jaar op zoek was naar foto’s van het interieur van de supermarkt. Trefcenter staat al drie jaar op de website omdat er van meet af aan ook een goedbezocht restaurant bij hoorde. Het valt me op dat oude foto’s van het pand op Facebook altijd buitengewoon veel nostalgische reacties oproepen. Alleen de kiekjes van het voormalige zwembad Poelendaele overtreffen die van de supermarkt in populariteit. De nostalgie gaat bij velen zelfs zo ver dat zij na al die jaren thuis nog steeds zeggen dat ze ‘even naar Tref gaan’ als het tijd is voor boodschappen bij Albert Heijn. Maar ondertussen hadden wij tot voor kort alleen de beschikking over oude krantenknipsels en een paar foto’s van het pand. De Facebookgroep van Anne heeft daar verandering in gebracht. De groep telt inmiddels bijna driehonderd leden, die massaal oude foto’s zijn gaan scannen om ze onderling te delen. We waren er uiteraard als de kippen bij om toestemming te vragen voor hergebruik op onze website. Dat bleek gelukkig geen probleem te zijn.

Met de foto’s komen ook de mooie verhalen los. Het is heerlijk om die te lezen of te horen. De een herinnert zich alle ongein van de kaasafdeling, de ander vertelt lachend over die ene medewerker die menig vrouwelijk collega wist te verleiden tot romantische affaires achter de schermen van de super. Ik zelf heb helaas niet zo veel verhalen. Ik werkte slechts een half jaar voor Maxis, als vakkenvuller. Wat me daarvan nog het best bijstaat is de ongeschreven regel van toen, dat als je bij het uitladen van de rolcontainers schade veroorzaakte aan het verpakkingsmateriaal, je dan best mocht snoepen van de producten. Het was dus logisch dat veel vakkenvullers enorme messen bij zich droegen, waarmee ze, met de regelmaat van de klok, te diep staken in een doos chips of een pak koekjes. Dat lesje pikte ik snel op. Ik kocht bij Brammetje Dump een mooi, groot zakmes en meldde me de dag daarop bij ploegchef Willem, stiekem hopend dat ik die avond de chocolade of borrelnootjes mocht aanvullen. Dat liep anders dan ik had gehoopt. “Jij helpt vanavond bij de dierenvoeding”, hielp Willem me uit de droom. Zat ik daar met mijn mooie mes, tussen de blikken Bonzo en Whiskas. Ik zou daar drie maanden blijven zitten bovendien.

De verhalen van anderen zullen ongetwijfeld sterker zijn, daar in ’t Hart van Middelburg. Bier en wijn doen nu eenmaal wonderen, wat dat betreft. Wij gaan dus zeker even kijken de 27e. En luisteren.

Februari 2015

De dorstige pelgrim snakt naar bier in de Boekanier (Rob 27-02-2015)

De Boekanier.JPG

Vrouwenpolder heeft al sinds de middeleeuwen een magische aantrekkingskracht op mensen en dat waren niet de minsten. Jan van Reygersbergh schrijft in de eerste kroniek van Zeeland (gedrukt in 1551) het volgende: Die keyser Sigismundus met Grave Willem volbrochten haar bevaert die si gelooft hadden onder vrouwen inden polder en dancten God almachtig van dier beneficien ende weldaden. Maar het waren niet alleen de hoge heren die ter pelgrimage trokken, ook vissers uit Bretagne, Spanje en Portugal brandden een kaarsje voor Onze Lieve Vrouwe van den Polder – hertog Philips van Bourgondië offerde zelfs een vetkaars van 100 pond; dat was pas echt vet. Het religieuze toerisme draaide allemaal om een schilderij van Maria dat in de kerk hing en waaraan miraculeuze krachten werden toegeschreven – het schilderij werd jaarlijks op 15 augustus tijdens een plechtige omgang door het dorp geparadeerd. In 1572 was het uit met de pret toen een aantal rabauwen uit Veere de kerk beeldstormenderhand nam – het schilderij werd gered en belandde tenslotte in de rooms-katholieke kerk van Middelburg, waar het nog steeds hangt.

De pelgrims van vandaag hebben weinig weet van Onze Lieve Vrouwe van den Polder en dienen voornamelijk Sunne, de godin van de zon. Er wordt echter ook geofferd, niet in het minst door bovengetekende, aan Tenemit, de godin van het bier – zo heeft het moederhuis vele kamers. De Boekanier aan de Dorpsdijk heeft ook vele kamers, maar toen wij er vorig jaar met Veeredronk op excursie waren, hebben we ons beperkt tot de gelagkamer. Het nachtje over zat niet in de planning – een taxi bracht ons thuis na nog wat laatste afzakkertjes in de Lamme Goedzak. Lamme Goedzak was dan wel geen boekanier, maar vroeger wel, want in 1976 begonnen Addie en Leen van der Giessen hier de Boekanier om de zaak vervolgens in 1991 te verhuizen naar een pand een eindje verderop aan de Dorpsdijk. Addie en Leen waren ook aanwezig tijdens onze excursie en de mooie verhalen waren niet van de lucht. Addie is een Duvekot,van oudsher de horeca-adel van het dorp, dus dan weet je het wel. Het dorstige DNA van de Duvekot’s kwam al eerder aan de orde in Barcodes, maar om het geheugen wat op te frissen, breng ik hier nogmaals een kleine ode aan café de Koophandel waar de legendarische Willem Duvekot op 93-jarig leeftijd in het harnas het leven liet.

Met ingang van 1 januari 2009 dragen Addie en Leen de zaak over aan hun kinderen die sindsdien het erfgoed met verve bestieren. Mijn weg voert fietsenderwijs geregeld naar de Boekanier vooral als ik snak naar bier en een praatje aan de bar. Negen van de tien keer herinner ik Björn en Joyce er dan aan dat ze, samen met Pieter van Duinoord, Natasja van Uitspanning Oranjezon en Edwin van de Heksenketel, nog eens een magisch tegenbezoek aan de natte sector van Middelburg zouden brengen – de grote dorst staat me nu al tot aan de lippen.

Waarover men wel spreken kan… (Edwin 20-02-2015)

Boertjes Markt Jaar onbekend.jpg

Als wij met mensen spreken over de handel en wandel van de Walcherse horeca gaat het meestal over de informatie die we wél delen op de websites. Dat we daar zo zorgvuldig als mogelijk mee om proberen gaan stipte ik al eens aan in 'Moordverhalen uit de Walcherse horecageschiedenis' (Barcodes 18 juli 2014). Maar dat we de privacy van mensen respecteren betekent uiteraard niet dat we nooit dromen van een encyclopedie die echt alles in kaart brengt, ook de zaken die het daglicht niet verdragen. Neem nu alle dwarsverbanden die je zou kunnen leggen op het gebied van relaties en seks binnen de horeca. Als je dat ook in kaart zou brengen en zou koppelen aan alle gegevens over exploitanten, medewerkers en klanten van de horeca, dan zou het verschijnsel ‘ons kent ons’ een compleet andere lading krijgen. Hoe vaak er al grappen over zijn gemaakt aan de bar durf ik niet te zeggen, maar feit is dat veel mensen zich wel iets kunnen voorstellen bij domeinnamen als Veerevoosde.nl. Smullen geblazen! Sommigen beweren zelfs dapper dat ze bereid zouden zijn te betalen, voor toegang tot zulke informatie.

Maar hoe verleidelijk en smeuïg zo’n concept ook moge zijn: we gaan onze vingers er natuurlijk niet aan branden. Je kunt het gewoon niet maken om openlijk te benoemen wie het allemaal met wie deden. Dat zou je hooguit kunnen rechtvaardigen vanuit de gedachte dat er zo veel mensen zijn die zich ooit bezondigden aan (on-)gewenste intimiteiten op de werkvloeren van de horeca. Ook in de Middelburgse cafés ondervonden we dat laatste letterlijk aan den lijve, toen begin jaren 90 chlamydia wild om zich heen greep. Chlamydia is al jaren de meest voorkomende bacteriële soa in Nederland. De aandoening is weliswaar goed behandelbaar, maar de symptomen blijven soms lang uit, of zijn niet goed herkenbaar. Daarom lopen veel mensen ermee rond zonder het te weten. In De Faam van 26 juni 1996 lezen we dat in 1995 bij 110.000 mensen een soa werd vastgesteld. In 60.000 gevallen betrof het chlamydia.

Nou, de Middelburgse horeca deed leuk mee, kan ik je wel vertellen. Het begon, zoals zo vaak, met één persoon bij wie de diagnose werd gesteld, en die het fatsoen had dit te melden bij twee dames met wie hij het bed had gedeeld. Die twee lieten zich ook onderzoeken en zagen zich geconfronteerd met dezelfde diagnose. Ook dat duo ging met de billen bloot bij oud-minnaars. Toen ging het opeens hard. Na een paar maanden bleken tientallen mensen het te hebben en al snel werd duidelijk dat lang niet alle escapades even legitiem waren geweest. Man, man, man: het leek wel of iedereen het met iedereen had gedaan. Die barman met die getrouwde klant, zij weer met een andere barman. En zo voort. Het was in feite zo erg dat iedereen er maar wat besmuikt om zat te lachen uiteindelijk. Niemand had er tenslotte blijvend letsel aan overgehouden, en niemand leek van plan om de eerste steen te gaan werpen. Dat was, in tegenstelling tot de genoten seks, wel zo veilig. Inmiddels is het zo lang geleden dat het is verworden tot een mooie anekdote voor bij een biertje, aan de bar. Maar online blijft het een taboe. Of om meneer Wittgenstein maar eens vrij te citeren: waarover men wel spreken kan, daarover kan men niet schrijven.

Twee reebruine ogen keken de jager aan (Rob 13-02-2015)

Cafe de Jager Rouaansekaai 1937.jpg

De Middelburgse kaaien waren van oudsher naast goede voornemens toch vooral geplaveid met herbergen, bierhuizen en logementen. Een wandeling in noordelijke richting vanaf de Nieuwe Haven bood al in de zeventiende eeuw een scala aan mogelijkheden voor de dorstige passant. Niet zo gek natuurlijk, want aan de kaaien was het een komen en gaan van allerlei platbodems en hoogaarsen. De Turf-, Hout- , Londense-, Bier- en Rouaansekaai spreken voor zich – het is mooi dat de geschiedenis van de stad voortleeft in de straatnamen die ieder een eigen verhaal te vertellen hebben. Ed de Graaf’s prachtige boek d’ Guld Waerelt; De wondere huisnaamwereld van Middelburg is nog steeds een leidraad voor Middelburgdronk bij de verfijning van die verhalen.

Het verhaal van het pand Rouaansekaai G 115 is er een om in te lijsten. De stadsrekening van Arnemuiden meldt in 1620: Betaelt aan Cornelis Aertsz. Weert in de Florentijnsche lelie tot Middelburch over verscheyden gelagen tsynen huysse met diversche heeren ende andere persoonen noodige affaien vande stadt vertoont – de rekening van de gelagen bedraagt ruim 6 pond Vlaams, zeg maar ruim 18 euro. Na de Florentijnsche Lelie wordt Rouaansekaai G 115 achtereenvolgens het adres van: de Drie Indianen, de Drie Morianen, het Schippershuis, het Rotterdammer Veerhuis, het Rotterdamsch en Goesch Veerhuis, hotel Bal, hotel Hamel, het Zeeuwsch Koffiehuis en café De Jager. In de Tweede Wereldoorlog wordt het pand Rouaansekaai G 115 verwoest en verliest Jozias de Jager zijn broodwinning. Maar hij heropent in 1952 zijn café op het adres Rouaansekaai 53 – helaas overlijdt hij dat jaar en wordt de zaak voortgezet door zijn weduwe Huberdina en zoon Frans.

In de volksmond heette het café het Jagertje en werd Frans Sas genoemd; een zweempje François wellicht. Het Jagertje had een klantenkring die vooral bestond uit autohandelaren en zo af en toe een verdwaalde scholier. Bovengetekende dronk er als dorstige RHBS-leerling periodiek een biertje en dat periodieke karakter verdient nadere uitleg. Normaal gesproken laafden wij ons in Seventy Seven, maar die pleisterplaats ging pas om 14.00 uur open dus bij last van vroege dorst werd het de Reutel of het Jagertje. In het Jagertje kon je moeder Huberdina al breiend bij de potkachel uittekenen en ik wenste haar, met mijn brave, reebruine ogen gericht op de bal, altijd beleefd goedemorgen. We dronken flesjes bier, er was geen tap, en hielden ons op de vlakte tot het moment van afrekenen daar was. Op dat moment slaakte er een van ons een luide vloek, wat Huberdina, godvrezend als ze was, in grote toorn deed ontsteken. “Dur uut, Sas, stuur ze dur uut!”, schalde het door en voor de gelegenheid. We moesten vertrekken en hoefden niet te betalen – die truc konden we natuurlijk niet iedere week uithalen, vandaar dat onze gelagen een periodiek karakter hadden. Nadat Huberdina in 1973 was overleden ging het bergafwaarts met Sas tot hij 3 jaar later, zoals een Middelburger dat eens formuleerde, zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten.

Januari 2015

Het meisje van je dromen (Edwin 06-02-2015)

Connie en Cees.jpg

Nu de discussie over nachtvergunningen in Middelburg weer volop wordt gevoerd denk ik terug aan de jaren 80 en 90. Het was toen niet zo dat er veel meer zaken open mochten zijn ’s nachts, maar de etablissementen van toen waren wel iets groter dan de huidige. Zo ook de Stadsdanszaal, die tussen 1989 en 1997 was gevestigd in de Beddewijkstraat, in het pand waar nu podium De Spot zit. Daar kwamen wij als twintigers graag. Die discotheek richtte zich op verschillende doelgroepen, waardoor het er altijd wemelde van de oude bekenden. Toen het management op zeker moment besloot af en toe zogenoemde Rock Nights te organiseren konden wij ons geluk helemaal niet meer op. Eindelijk een danstent waar je uit je plaat kon gaan op de klanken van Nirvana, Pearl Jam en Stone Temple Pilots! In een discotheek als de Hooizolder werd je zonder pardon naar buiten gedirigeerd, als je daar alleen nog maar aan dacht.

De omslag kwam -voor ons boeren- toen de Danszaal zich meer en meer ging richten op het echte danspubliek, naar model van de grote discotheken in België en de Randstad. (Acid-) House was in opkomst en sloeg ook aan in Zeeland. Tijdens het eerste grote feest gingen ook wij helemaal uit ons dak (en dat zonder xtc!) maar we hadden al snel in de smiezen dat je tijdens die avonden weinig anders kon doen dan dansen. Dat was slecht voor de dorst. Omdat je verderop in de straat 's nachts inmiddels ook terecht kon bij de Rooie Oortjes was het pleit snel beslecht: wij kozen voor de kroeg en bezochten de Danszaal alleen nog sporadisch.

Toch was het juist in die overgangsperiode dat ik één van de meest gedenkwaardige avonden in de Danszaal beleefde. Connie de Lange organiseerde het eerste extravagante evenement in de zaak, onder de naam Hysterical. Toen ze mij vroeg om die avond als 'stagemanager' mee te helpen, twijfelde ik geen moment. Dat leek me een stoere klus. Een beetje helpen met de rekwisieten en opruimen, maar vooral: zorgen dat het de optredende artiesten aan niets zou ontbreken. Een leuke bijkomstigheid was dat Kentucky Martha de hoofdact was. Dat was de artiestennaam van Martin Samson, een oud-klasgenoot van de lagere school, die -inmiddels Amsterdammer- een bescheiden hit had gescoord met het nummer I'm the girl of your dreams.

Toen het evenement eenmaal daar was wist ik niet wat ik zag. De tent zat ramvol, met heel veel nieuwe gezichten. Voor mij voelde die avond alsof heel homoseksueel Zeeland opeens uit de kast kwam. Onzin natuurlijk, maar feit is wel dat ik toen voor het eerst mannen en vrouwen zo massaal openlijk zag uitkomen voor hun geaardheid. Ze waren in de meerderheid en genoten daar met volle teugen van. Het was één groot, hitsig feest. Of die avond ook iets heeft betekend voor de acceptatie van ‘de homescene’ in Middelburg durf ik niet te zeggen, maar 20 jaar na dato beschouw ik 1995 nog steeds een beetje als een mijlpaal. Als het jaar waarin de losbandigheid van steden als Amsterdam eindelijk éch was doorgedrongen tot de provincie.

Miene van Bram was een diek van een wuuf (Rob 30-01-2015)

Miene Verhulst en Janus Huibregtse ca. 1935.jpg

Ik voel me, zoals ik al eerder schreef, als geboren Middelburger toch ook een beetje Westkapellaar – zeg maar een butendieker met binnendorst. Zo voelde ik me ook blij toen Adriaan Verhulst in 2006 De Valk aan de Zuidstraat 97 weer een Westkappels gezicht gaf. Dat betekende na tante Sjaan Pekaar, de Van Belzen’s en De Nooijer’s een welkome terugkeer naar de horecaroots van het dorp waarmee de naam Verhulst, evenals Minderhoud en Gabriëlse, onlosmakelijk verbonden is.

Het zou mooi zijn als Adriaan Verhulst familie, al was het maar in de verte, van Miene Verhulst is; Miene van Bram voor de goede verstaander. Miene begon haar horecacarrière met echtgenoot Wannes Minderhoud in het tramstation van Sint Janskerke – Wannes was stationschef terwijl Miene de reizigers van een natje en droogje voorzag in de wachtkamer die ook als café dienst deed. In 1913 kwam café De Valk te koop en dat was een gelegenheid die Miene en Wannes niet voorbij konden laten gaan. Een jaar later werd Wannes gemobiliseerd en hij overleed twee jaar later aan een longontsteking of tbc. Miene zette de tering naar de nering en begon kamers boven de zaak te verhuren en zo ontmoette ze Willem van Mill uit Velsen waar ze in 1918 mee trouwde. Zo trouwde Miene dus met een butendieker, maar wel een met een vooruitziende blik. Willem zag mogelijkheden tot expansie; er kwam een bovenverdieping op het pand en De Valk werd een hotel.

Kunstschilder Charley Toorop had het niet zo op het chique Domburg waar vader Jan zijn domicilie had en daarom nam ze in 1924 een kamer in De Valk. Charley werd er al snel kind aan huis en zij en Miene werden vriendinnen. De voorraadschuur deed dienst als atelier en Westkapellaars als model. Zo ontstond het beroemde schilderij ‘Aan de toog’ met Miene die een biertje tapt en Janus Huibregtse (Jôôs Fret) die wat dromerig voor zich uit staart, maar ook het ingetogen portret van Miene’s kleindochter Ans Dingemanse. In de loop der jaren kwamen er nog meer bekende gasten in het hotel, zoals burgemeesterszoon en vliegenier Jons Viruly, dokterszoon en dichter Jan Campert,Wim Kan en Corry Vonk.

Wanneer Willem van Mill in 1930 overlijdt, staat Miene er weer alleen voor; ze gaat echter onverstoorbaar door. In W.O. II gaat de zaak ten onder, maar Miene, de diek van een wuuf dat ze is, komt boven en opent in 1947 het herbouwde De Valk op het huidige adres. Aangezien Miene gezien was in het dorp, liep de zaak van meet af aan als een tierelier. Je kon er bomen aan de bar, biljarten of een kaartje leggen en tijdens de kermis werd er gedanst op levende muziek. Miene doet de zaak in 1953 over aan haar nichtjes Miene en Tiene de Vos – ze overlijdt in 1961 op 78-jarige leeftijd. Als ik nu een kamer neem in De Valk, weet ik zeker dat ik zal dromen van Miene, Miene van Bram.

Proosten op vakidioten (Edwin 23-01-2015)

Azijnfabrikant Mes.jpg

Over vakidioten kun je van alles zeggen. Ze slaan soms een beetje door. Ze zijn soms misschien iets té specialistisch. Dat beeld klopt ongetwijfeld, maar ik heb toch een zwak voor mensen die ergens écht diep induiken, of die veel tijd stoppen in liefhebberijen, ook als het gaat om onderwerpen die mij persoonlijk wat minder interesseren. Zo zat ik onlangs hardop te lachen toen ik op Facebook een discussie volgde over een oude Middelburgse foto, in dit geval van een kermistafereel. Omdat dit een evenement is dat raakvlakken heeft met de geschiedenis van de horeca, volgde ik de dialoog. Iemand stelde dat de foto van een bepaald jaar was. Die vergat echter dat de ander Peter Lenting was, een echte kermisfanaat. Die gaf al vrij rap uitsluitsel over de werkelijke datering: “Even op de computer gekeken , en ik kan nu met een gerust hart een positief antwoord geven. Deze foto is uit het jaar 2008, het 2e jaar dat de No limit in Middelburg op de kermis stond. 2007 het eerste jaar. Daarna 3 jaar de booster van Ordelman , toen 1 jaar de booster die nu van Spelbrink is (ipv de aangekondigde Booster Maxx van Ordelman) en de laatste 2 jaar de Booster Maxx.” Zo'n reactie vind ik dus prachtig. Het verraadt de passie van deze man.

Toon Franken, medewerker van het Zeeuws Archief, en co-auteur van het prachtboek Hop en Gerst veredeld, is ook een vakidioot. Dat zie je onder meer terug in zijn hobbyproject Briefhoofden en reclameafbeeldingen. Toon doet ook acquisitie van collecties bij het Archief en krijgt regelmatig dingen in handen die niet in aanmerking komen om te worden bewaard door het archief (daar moet nu eenmaal streng geselecteerd worden), maar die wel verdomd interessant kunnen zijn voor onderzoekers, zowel de professionals als de amateurs.

Ik herinner me nog dat Toon de nota's waar de briefhoofden van afkomstig zijn, net bemachtigd had. Ik geloof dat hij ze vond in een paar dozen van een oude oesterleverancier in Yerseke. De dozen roken zelfs nog een beetje naar vis. Ik denk dat veel archivarissen de dozen, met inhoud en al, zonder meer zouden hebben weggegooid. Toon niet. Veel van die oude briefhoofden zijn namelijk niet alleen buitengewoon fraai, ze bevatten ook veel waardevolle informatie over de afnemers. Winkeladressen, persoonsnamen; details die je elders niet vindt. Voor projecten als Middelburg Dronk en Wij zijn De Stad zijn het zonder meer waardevolle gegevens. Voor Toon voldoende aanleiding om de documenten in zijn vrije tijd in te scannen en voorlopig in alfabetische albums te ontsluiten via Facebook. Dat platform heeft met de duurzaamheid van archieven uiteraard niet veel van doen, maar het is honderd keer beter dan het zomaar weggooien van deze pareltjes.

Het is een vorm van liefde voor het vak, die me doet denken aan fultonhistory.com van amateur Tom Tryniski. Op die lelijke website heeft één man in zijn vrije tijd meer dan 29 miljoen (!) Amerikaanse krantenpagina’s ontsloten, die hij zelf digitaliseerde met een eenvoudige scanner. Daar kan de Krantenbank Zeeland (iets meer dan 2 miljoen pagina’s) nog een puntje aan zuigen.

https://www.facebook.com/Briefhoofden

De geest waait koele blondes in Westduin (Rob 16-01-2015)

1950 Huvers.png

Binnenkort gaat bovengetekende met makker Edwin op excursie naar Golden Tulip Strandhotel Westduin om de niertjes e.d. van het hotel eens te proeven. We hebben een afspraak met eigenaar Eef Izeboud jr. om de geschiedenis van Westduin nader te beschouwen. De geschiedenis begint in 1926, het jaar waarin François en Adriana Huvers een theeschenkerij openen op het adres Westduin 1 Koudekerke. Twee jaar later krijgt de zaak verlof voor den verkoop van alcoholhoudende drank, andere dan sterke drank – een borrel was nog niet aan de orde. Eerst draagt de zaak de naam paviljoen Westduinen wat via pension Westduinen c.q. pension Westduin evalueert naar hotel-pension-restaurant Westduin in de jaren ’50.

In de volksmond ging men echter niet naar Westduin, maar naar Huvers; de eigennaam was soortnaam geworden. François en Adriana Huvers hadden twee zonen, Frans en Sjaak, die de horeca al jong in het bloed zat. Aangezien de zaak van hun ouders bijna recht tegenover de duinovergang lag, verkochten ze in hun kinderjaren al limonade en snoep op het strand. Het was dus niet meer dan logisch dat de familie Huvers in 1931 een consumptietent op het strand begon; het huidige Strandpaviljoen Piet Hein. In 1939 nemen Frans en Sjaak de zaken van hun ouders over en zij blijven in Huvers tot 1982.

Eef Izeboud sr. wordt in 1982 de nieuwe eigenaar van hotel-pension-restaurant Westduin, maar het is hem eigenlijk meer om de locatie c.q. de grond te doen, want hij, oud-bedrijfsleider van het Vlissingse Strandhotel, heeft een ander, meer toekomstgericht concept voor ogen. Huvers gaat tegen de vlakte en uit de as herrijst twee jaar later het Westduin Budget Hotel. Izeboud sluit in 1988 een franchiseovereenkomst met de Golden Tulip-keten om vanaf 1992 weer onder eigen vlag te varen. In 1998 wordt Izeboud ook eigenaar van Strandpaviljoen Piet Hein dat gerund wordt door zoon Eef. Piet Hein wordt twee jaar later alweer van de hand gedaan, want een andere zilvervloot wenkt aan de horizon in de vorm van een nieuwe franchiseovereenkomst met Golden Tulip. Zonen Eef jr. en Jules komen in 2002 het managementteam van het hotel versterken – een vergelijking met de gebroeders Huvers is snel gemaakt.

De kastelein van de tijd heeft soms een zuinige hand van schenken die voorbij gaat aan de menselijke maat. Op 11 januari 2005 overlijdt Eef Izeboud sr. op de veel te jonge leeftijd van 60 jaar. De geest moet waaien, muntte Johnny “the Selfkicker” van Doorn in 1977 en ik ben er zeker van dat de geest van Eef sr. dat nog steeds in Westduin doet. Zijn gedachtegoed en vooruitziende blik gedijen in vruchtbare aarde, want ook zijn zonen zat de horeca al jong in het bloed. Ik ben benieuwd of de toekomst nog verrassingen in petto heeft voor Huvers en zal dat ongetwijfeld binnenkort horen. Het lijdt geen twijfel dat Edwin en ik bij onze excursie niet op een droogje zullen blijven zitten en zo zal het in Westduin wellicht koele blondes waaien.

Muziek in het park, herrie in het hospitaal (Edwin 09-01-2015)

Gasthuis Noordpoortplein Middelburg 1970.jpg

Op zaterdag 17 januari a.s. wordt in verschillende cafés rondom de Middelburgse Vlasmarkt het benefietfestival ‘Speel de armoede uit Zeeland’ georganiseerd. Het is bemoedigend om te zien dat zo’n evenement op poten wordt gezet maar als ik eerlijk ben vond ik het nog interessanter om te zien hoe dat gebeurde. In het najaar zag ik op Facebook de eerste berichten opduiken, van een café-eigenaar die vond dat er iets gedaan moest worden voor Zeeuwen die onder de armoedegrens leven. Een paar weken later zag ik dat hij een paar gratis bands had weten te strikken. Toen volgde er opeens nog een café dat mee wilde doen, en toen nog één. Vervolgens werden er ook weer nieuwe namen van artiesten gepresenteerd. Het eindresultaat is dat er naast vier sponsors acht horecagelegenheden meedoen, waar die dag achttien bands en artiesten zullen optreden. Zelfs die goeie ouwe George Baker wipt even aan in de hoofdstad.

Allemaal samen, voor het goede doel: dat kan toch alleen maar een succes worden? En zelfs als het een bescheiden succes is: dan nog is het toch prima? Misschien is het wel de kiem voor een jaarlijks terugkerend festijn. Zo zijn veel festivals op Walcheren immers ooit begonnen. In 1994 had nog niemand gehoord van Surrender Hrieps, nu is het een begrip. In de geschiedenis van festival Rhythm 'n' Booze (1980-1988), op Vlissingendronk.nl, zie je die jaarlijkse groei ook. En zo had Middelburg er ook een paar, van Hofpop in de jaren 80 tot Southpark nu. Ik vind het héérlijk om de foto’s van toen weer eens te bekijken en om de bijbehorende verhalen nogmaals te lezen, zeker als het gaat om festivaloptredens waar ik zelf ook bij aanwezig was.

Het is desondanks een Middelburgs festival van kort voor, en van kort na mijn geboorte dat het meest tot mijn verbeelding spreekt: ‘Music in the park’, in 1970 gehouden op het Molenwater, in 1971 in Park Toorenvliedt. Vooral van die tweede editie zijn veel beelden bewaard gebleven. Het zijn foto’s in de sfeer van het legendarische Woodstock en Holland Pop Festival in Kralingen. Muziek, vrijheid, liefde en drugs. Dat werk. Dat er ook opnames werden gemaakt voor het VPRO-programma Campus maakt het totaalplaatje extra indrukwekkend. Daar gebeurde wat! Van de optredens een jaar eerder hebben we nauwelijks beeldmateriaal, maar de knipsels uit de PZC van dat jaar spreken boekdelen. Jongerencentrum De Beuk organiseerde het festival toen voor de eerste keer en had de band ‘Man’ als hoofdact geprogrammeerd.

Maar zoals de krant een dag later nuchter vaststelde ontbrak de ‘volumefunctionaris’ van de gemeente die dag. De geluidsman zag daarop zijn kans schoon, met als gevolg dat het nabijgelegen Gasthuis vanwege de herrie had overwogen afdelingen te ontruimen. Projectleider Burny Bos van de Beuk verzachtte de pijn achteraf ietwat door de afdelingen bossen bloemen te sturen, maar andere klachten wees hij van de hand. De enige rommel die volgens hem was achtergebleven op het Molenwater bestond uit briefjes die waren uitgedeeld door Jehovah’s Getuigen. Briefjes met de tekst “Bent u wel gelukkig?” Maar dat was iedereen al, volgens Bos. Daarom waren die briefjes achtergebleven.

Foto's De Beuk

Doorzakken als de krant gezakt is (Rob 02-01-2015)

Metropole ca. 1959.PNG

Vanmiddag ga ik naar de nieuwjaarsreceptie van mijn stamkroeg Bar American in Middelburg, maar of ik een glas met een journalist van deze krant zal heffen is twijfelachtig – dat is weleens anders geweest. In de jaren ’60-‘80 bijvoorbeeld, toen Jacques Cats en Peter Verhage in de huidige Drukkery zetelden – Kees Cijsouw zat in Goes – bezat men een dorst die niet alleen op scoops gebaseerd was. Het barretje dat Cees Mulder in de krochten van Sint Joris, nu de Bommel, had gemaakt was een trefpunt, evenals de Reutel en Damzicht. In dat laatste café kwam ik vaak, de RHBS was vlakbij, en ik heb er vaak gedamd met Jacques Prince. De RHBS bleek later een broedplaats voor journalisten – ik heb de schoolbanken gedeeld met o.a. Hans Laroes, Cees Maas, Redmar Kooistra, Oscar Garschagen en Theo Richel.

In het barretje van Sint Joris legden Andreas Oosthoek en Wim Riemens ook weleens aan, meestal in het gezelschap van vriend Ko van Liere die een kledingzaak in de Lange Delft had. Ruben Oreel, die dit jaar zijn 35-jarig jubileum als PZC-fotograaf viert, kwam in de Zanzibar, dat legendarische knijpje in het Kerspel waar ik mijn eerste blowtje rookte. De absolute nadronk genoot men op laatste benen in Don Quichotte, nu La Piccola Italia, of Chez verre d'or, nu Underground.

Ook Vlissingen, de krant hield kantoor in de Walstraat, had zo zijn zaken waar men aanschoof. Schuin over de burelen – die jaren lang werden schoon gehouden door beeldend kunstenaar Herman Goetheer – was Metropole, nu de Hoppit, dat café Stouthart genoemd werd naar de eigenaar of Tijger Annie omdat Stouthart’s dochter soms in een pantervelletje gekleed ging. In Metropole waren naast Andreas Oosthoek, William Rothuizen, Hans Verhagen, Hans “Tube” Hubregtse en Rob van Hoek kind aan huis. Atlanta, Zaal voor echte Vlissingers, was ook een vaste stek en daar haalden latere wethouder Willem Wisse, Dick Faber en Adrie Schreurs vaak een neutje; later verkaste men naar de Concurrent in het Groenewoud. Op de hoek van het Groenewoud en de Wilhelminastraat was café de Wijnberg, de vaste hangplek van sportjournalist Joop van den Berg die er veelvuldig van acquit ging.

Als de krant gezakt was, kon het weleens gebeuren dat men behoefte aan een slaapmutsje had. Men liep naar Astoria of La Cave of ging per Kever c.q. Kapitän Mobylette naar de Vic waar de Bostella soms welig tierde; anderen verkozen dan weer Brit of het Strandhotel als doorzaklocatie. In die tijd was je eigenlijk 24 uur per dag journalist – het nieuws lag op straat en in de kroegen te vondeling – wat niet echt bevorderlijk was voor de gezinssituatie. Er kwam pas verandering in die situatie toen er een CAO werd aangenomen waarin de werktijden en het toezicht daarop waren geregeld. De tijd van toen is achterhaald en de krant is al lang geen meneer meer. De broodletter van nieuwe broodheer Van Thillo laat zich vooralsnog raden. Ik hoop dat hij de krant niet laat zakken – mazzel en broge PZC.

Archief Barcodes

Meer columns zijn te vinden in het Barcodes Archief

Bronnen